Plezier met Stress 1.5

Verschillende Input Niveaus

Leestijd: 12 minuten

Input niveaus meter door Erik Stout

In deel 1.4 zagen we dat betekenisloze fysieke en mentale input onmiddellijk wordt vergeten. Betekenisvolle input daarentegen creëert output in de vorm van gedachten, gevoelens, viscerale reacties en/of acties. Maar hoeveel en wat voor soort gedachten, gevoelens, viscerale reacties of acties er zullen plaatsvinden hangt af van twee factoren: het niveau van betekenis en de hoeveelheid input.

Met hoeveelheid input wordt bedoeld: de hoeveelheid input die ons brein dagelijks krijgt te verwerken. Elk stukje input wat van buiten of binnen ons lichaam de hersenen bereikt moet daar ook worden verwerkt. In een stad bijvoorbeeld is de hoeveelheid prikkels meestal veel hoger dan in een bos, daarom moeten onze hersenen in een stad veel meer informatie verwerken dan in een bos. Vandaar dat zoveel stadsbewoners graag in de natuur zijn, want daar krijgen onze hersenen wat tijd om te ontspannen en daardoor ook de rest van ons lichaam. Bovendien is dit tevens een reden waarom veel religieuze en spirituele plaatsen sober zijn ingericht, want hoe minder prikkels uit de buitenwereld onze hersenen hoeven te verwerken, hoe groter de kans om tot onszelf te komen.[1]

Ook hier zien we een balansbeweging tussen veel en weinig prikkels. Wonend in een stad komen we in contact met een ongelooflijke hoeveelheid prikkels die onze hersenen continu moeten verwerken, met onze banen, familie, vrienden en vijanden, sociale verplichtingen, pleziertjes en problemen, plus alles wat in een stad kan worden gezien, gehoord, geroken, geproefd en gevoeld. Dat kunnen we maar een beperkte periode volhouden, zoals we in deel 2 van deze studie gaan zien. Om gebalanceerd door het leven te kunnen gaan, hebben we dus ook tijd nodig in omgevingen met weinig externe prikkels.

Kijken we nu naar verschillende input niveaus, dan wordt duidelijk dat niet elk stukje betekenisvolle input even zwaar weegt. Sommige betekenisvolle input zal slechts een grijns als output creëren, terwijl andere betekenisvolle input angstige gedachten, hartkloppingen, hyperventilatie en afgrijselijk gillen als output teweeg kan brengen. Dat is het verschil tussen jongelui zien zeulen met een lijk in ‘Weekend at Bernies’[2] en iemand voor je neus bewerkt zien worden met een bot keukenmes. Zoals we reeds eerder hebben gezien speelt de context waarin een ervaring plaatsvindt, een grote rol in de manier waarop we het waarnemen.  

Bovendien heeft output de neiging om tegelijkertijd nieuwe input te worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer onze hartslag oploopt naar hartkloppingen elke keer dat onze knoppen worden ingedrukt (wat output is), zonder dat we een verbinding leggen met de stressreactie die ze veroorzaakt. Diezelfde hartkloppingen worden dan input omdat wij gaan denken dat we een hartstoornis of hartaandoening hebben; die gedachten drukken dan weer op onze knoppen; weer hartkloppingen; nog meer angst; zodat een zichzelf in stand houdende angstlus wordt gecreëerd.

Laten we nu de verschillende inputniveaus onderzoeken en voorspellen wat voor soorten output bij elk van hen kan worden verwacht.

Niveau I: Betekenisloze input

Dit is reeds besproken in deel 1.4; het is alle input die onmiddellijk wordt vergeten en geen output creëert waar wij ons van bewust zijn. De overgrote meerderheid van alle dagelijkse input behoort tot dit niveau.

Niveau II: Betekenisvolle maar onschadelijke input (lichte stressreactie)

Externe fysieke input. Beeld compositie: Erik Stout

Externe fysieke input

Paul maakt een mooie wandeling en geniet van de zon. Dan ziet hij ineens een reclamebord met Winston Churchill erop en een banaan die uit zijn mond steekt. Paul herkent Churchill uit geschiedenisboeken of uit documentaires over de Tweede Wereldoorlog. Aangezien het bewuste deel van Pauls geest altijd op zoek is naar herkenbare kenmerken en patronen, kan er een gedachte ontstaan in de trant van: “Hé, dat is Winston! Ik wist niet dat die oude knar bananen rookte.” Iedereen weet dat Churchill een enthousiast sigarenroker was, dus dat bord kan een gevoel van vrolijkheid oproepen. Bovendien kan het een actie produceren in de vorm van een glimlach op het gezicht. Deze output is echter relatief mild, want deze situatie heeft weinig betekenis voor Paul persoonlijk.

Interne fysieke input. Beeld compositie: Erik Stout

Interne fysieke input

Sinds een paar weken voelt Joan een milde, zeurende pijn tussen haar schouderbladen. Het heeft de neiging om erger te worden als ze een paar uur achter een computer zit, maar neemt weer af als ze een beetje beweegt. Als ze in bed ligt wil het op die plek soms wat steken en ze had een paar dagen geleden een nare hoofdpijn, wat voor haar een zeldzaamheid is. Echter zou ze kunnen denken: “Hè, irritant, maar gaat wel weer over.” Ze maakt zich momenteel geen zorgen vanuit het idee controle te hebben over de situatie, waardoor haar gedachten-output relatief mild is. Als de pijn irritant wordt, wat wil zeggen dat haar bewuste aandacht op het betreffende lichaamsdeel wordt gericht, beweegt ze totdat verlichting van de pijn optreedt. Daarmee is haar actie-output effectief en richt ze zich weer op de dagelijkse beslommeringen.

Niveau III: Betekenisvolle input (gemiddelde stressreactie)

Externe fysieke input

Paul maakt een mooie wandeling op een warme, bewolkte herfstdag. Dan ziet hij plotseling een poster met de afbeelding van zijn 69-jarige moeder erop, maar kan hij de tekst boven en onder haar foto niet goed lezen. Uiteraard herkent hij haar, maar haar verjaardag is nog lang niet en hij kan geen andere reden bedenken voor de betreffende poster. Waarschijnlijk zal deze ongewone situatie voor gedachten zorgen als: “Is dat moeder? Wat is hier aan de hand?” en buigt hij af om ietwat gealarmeerd in de richting van de poster te lopen.

Na een paar stappen kan hij de tekst boven de afbeelding lezen, die zegt: ‘Narratief Imperatief’ en de kleinere tekst onderaan luidt: ‘Verhalen vertellen met oma Wolkers. Vrijdag in de Openbare Bibliotheek.’ Meteen herinnert hij zich de maandelijkse voorleesmiddag van zijn moeder voor gehandicapte kinderen. Hij vertraagt zijn pas en lacht een beetje schaapachtig omdat hij deze passie van haar is vergeten.

In dit geval was de foto van een geliefde geplaatst in een voor Paul in eerste instantie onduidelijke context. Dat zorgde voor output in de vorm van mild verontrustende gedachten, een licht angstig gevoel en een aanpassing van zijn gedrag door af te buigen van zijn weg in de richting van de poster. Zodra de context duidelijk werd en hij zich druk maakte om niets, werd milde angst vervangen door gedachten van zelfspot over zijn vergeetachtigheid. Dat leidde tot het vertragen van het tempo en het produceren van een verontschuldigende glimlach naar eventuele voorbijgangers.

Interne fysieke input

De pijn tussen Joans schouders kwelt haar nu vier maanden. Zelfs bewegen brengt geen opluchting meer. Hoofdpijn is ongewoon hardnekkig geweest de laatste zes weken en ze kan zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst een nacht heeft doorgeslapen. Ze weet echter niet wat deze ‘milde’ gezondheidsproblemen veroorzaakt en denkt misschien: “Het leven lijkt oké, relatie lijkt oké, werk lijkt oké. Natuurlijk, ons kind van twee heeft al een half jaar af en aan last van griepachtige symptomen, maar de dokter zegt dat dat soms kan voorkomen.” Echter begint ze haar concentratie op het werk te verliezen en maakt fouten die ze normaal nooit maakt, wat haar irriteert omdat ze nogal perfectionistisch is aangelegd. Uiteindelijk maakt ze een doktersafspraak.

Hier zien we dat de input output veroorzaakt waar ze zich bewust van is door middel van zorgwekkende gedachten, gevoelens van angst, viscerale reacties in de vorm van hoofdpijn en te weinig slaap, en een gedragsverandering, want ze maakt tijd vrij in haar drukke schema om een dokter te gaan bezoeken.

Niveau IV: Betekenisvolle en mogelijk schadelijke input (sterke stressreactie)

Externe fysieke input

Paul maakt een mooie wandeling op een bloesemrijke lentemiddag. Dan ziet hij plotseling een poster met de afbeelding van zijn 83-jarige moeder erop, maar kan hij de tekst boven en onder haar foto niet goed lezen. Uiteraard herkent hij haar, maar haar verjaardag is nog lang niet en hij kan geen andere reden bedenken voor de betreffende poster. Waarschijnlijk zal deze ongewone situatie voor gedachten zorgen als: “Is dat moeder? Wat is hier aan de hand?” en buigt hij af om ietwat gealarmeerd in de richting van de poster te lopen.

Na een paar stappen kan hij de grote tekst boven het beeld lezen, die luidt: ‘VERMIST!’ Nu rent hij naar de poster en zijn gezichtsuitdrukking is een combinatie van zorgen en angst, wat wordt versterkt als hij de tekst onder de foto kan lezen: ‘Mevrouw Wolkers ging afgelopen maandagmiddag wandelen, maar keerde niet terug naar verzorgingstehuis Uitzichtloos. Sindsdien is er niets meer van haar vernomen en ze kan een beetje verward overkomen. Heeft u haar gezien of weet u waar zij momenteel verblijft, neem dan onmiddellijk contact met ons op via 06-111 222 333of neem contact op met de lokale politie.’

Inmiddels heeft Paul een hartslag van 225 slagen per minuut, zit hij dicht tegen hyperventileren aan en staat zijn hele lijf zo gespannen als een gitaarsnaar: schouders hoog opgetrokken, gebalde vuisten, hij is in opperste staat van paraatheid.

In dit geval komt hij in een onverwachte en ongewenste situatie terecht. Onverwacht omdat hij niet wist dat zijn moeder vermist was. Ongewenst omdat ze vermist is en hij op dit moment niets aan die situatie kan veranderen. Dus zodra de context duidelijk wordt, kunnen zijn gedachten er ongeveer zo uitzien: “Neeeeeee shit shit shit, waar kan ze uithangen? Waarom is ze niet teruggegaan? Waar kan ze zijn? In het oude huis? Nee, dat is onmogelijk, dat is jaren geleden afgebroken. Waar dan? Shit ... UHM ... denk na! Denk! Ontspan, adem. Eerst ademen. Okay, denk na. Het is drie dagen geleden. Goeie genade, drie dagen geleden! Waarom heeft niemand mij gebeld?...” enzovoort.

De output is hier duidelijk: zijn zorgwekkende gedachten gaan gepaard met gevoelens zoals angst, woede of schok en viscerale reacties zijn de duidelijk verhoogde hartslag, hyperventilatie en spanning in zijn lijf. Bovendien zal hij in zijn gedrag waarschijnlijk gedachten hardop mompelen in combinatie met wat krachttermen. Samen met zijn lichaamstaal zullen de meeste mensen in staat zijn om te zien dat hij zich ergens zorgen over maakt. Dat komt omdat de input niet alleen betekenisvol is, maar mogelijk schadelijk – in dit geval voor een geliefde. Zijn angstknoppen worden hard ingedrukt en hij zal een stressreactie ervaren die ernstig genoeg is om al zijn energie en aandacht uitsluitend op deze situatie te richten – en alle andere situaties voor het moment te vergeten. Wanneer dat gebeurt, kan de input een stressor worden genoemd.

Interne fysieke input

Joans peuter balanceert op de rand van leven en dood op de intensive care. Haar echtgenoot blijkt er vier affaires op na te houden en gisteren is ze ontslagen. Haar hoofdpijn is nu een chronische migraine en bovenop haar rug-en schouderproblemen heeft zich diep in haar onderbuik een zeurende pijn ontwikkeld. Het maakt niet uit hoe ze ligt, zit, staat of loopt, het is er altijd op dezelfde, zeurende manier. De dokter zei echter dat haar kind in goede handen is en dat ze er goed aan zou doen om wat meer te ontspannen. Het enige wat ze echter continu denkt, is: “Mag ik nu doodgaan? Alsjeblieft? Kan iemand een gat in de vloer toveren zodat ik erin kan vallen? Houdt deze ellende dan nooit op? En wat is er [gecensureerd] aan de hand in mijn buik?”

Ze gooit zichzelf waarschijnlijk in het medische circuit uit een verantwoordelijkheid naar haar kind. Daarnaast zal haar huwelijkssituatie ook op haar knoppen blijven drukken, of ze nu gaat paaien of vechten. Haar ontslag kan niet op een slechter moment komen en uit angst voor geen inkomen gaat ze wanhopig op zoek naar een nieuwe baan. Echter zal elke afwijzing van een sollicitatie nu ook gigantisch op haar knoppen drukken, omdat in haar perceptie alles ervan afhangt.

Hier zien we een grote hoeveelheid zeer betekenisvolle en mogelijk schadelijke input, want bovenop haar interne fysieke input, die plotseling ook op een tumor kan wijzen, zijn er nu drie grote externe stressoren toegevoegd; die van haar stervende kind, de bedriegende echtgenoot en verloren bron van inkomsten. Output manifesteert zich in deprimerende en zelfs zelfvernietigende gedachten en heen en weer worden gegooid tussen gevoelens van extreme angst, woede en verdriet; duidelijke viscerale reacties in de aanhoudende buikpijn naast de reeds bestaande klachten; en verschillende wanhopige acties – van het zoeken naar medische zorg voor haar kind en zichzelf, een manier vinden om met de huwelijkssituatie om te gaan, en proberen een nieuwe baan te vinden. Alle deze inputs zijn gigantische stressoren en veroorzaken ernstige en duidelijk merkbare output.

Mentale input. Beeld compositie: Erik Stout

Mentale input

Als het onophoudelijke gebabbel in onze geest plaatsvindt zitten we duidelijk in de Denkende Breinmodus, waarvan bekend is dat die zich richt op werkelijke of denkbeeldige pijn, recente wrok of langdurige frustraties. Daarom is mentale input standaard persoonlijk, zeer betekenisvol en mogelijk schadelijk. Onophoudelijk mentaal gebabbel is het resultaat van voortdurende conflicten tussen ons persoonlijke referentiekader – ons idee over hoe ons leven en de wereld zouden moeten zijn – en ons leven en de wereld zoals ze werkelijk zijn. Gedachten van zowel Paul als Joan die voortkomen uit niveau IV: betekenisvolle en mogelijk schadelijke input zijn voorbeelden van mentale input, omdat ze output creëren waar ze zich bewust van zijn. Bovendien zullen ze het grootste deel van de dag bezig zijn met deze voor hun zeer problematische situaties.

Wanneer we soortgelijke problemen ervaren of in iets mindere mate dan in de bovenstaande voorbeelden (treffend dagelijkse beslommeringen genoemd), manifesteert Denkende Breinactiviteit zich over het algemeen wanneer we proberen te ontspannen of willen gaan slapen. Het verschilt van inzichtelijk of ervaringsgericht denken in de Werkende Breinmodus op één veelzeggende manier: het gaat nooit over het huidige moment. Ons Denkende Brein maakt zich altijd zorgen over de toekomst of vergelijkt en beoordeelt (of beschuldigt) het verleden. Mentaal continu onze to-do-lijstjes controleren is een vorm van zorgen maken over de toekomst. Mentaal anderen of onszelf veroordelen of beschuldigen van een huidige ongewenste situatie geeft harde oordelen weer over situaties uit het verleden.

Door deze gedachten als mentale input te bestempelen, wordt duidelijk dat ze onze stressreactie triggeren. De resultaten daarvan voelen we bewust in de vorm van hartkloppingen, hyperventilatie, fysieke spanning, pijn, of vermoeidheid bijvoorbeeld. Als de vermoeidheid omslaat naar uitputting en wij ons gaan isoleren van vrienden en familie, zijn we duidelijk energie aan het lekken. Wanneer dat aanhoudt en we te lang in een modus van extreem hoge alertheid blijven hangen, kunnen onze verdedigingsmechanismen zich tegen ons keren als gevolg van een defect en niet genoeg brandstof om te kunnen blijven functioneren. Metaforisch verwachten we dat een auto op een bijna lege tank evenveel kilometers kan blijven rijden als op een volle tank. Dat kunnen mensen maar een beperkte periode volhouden.

Laten we ten slotte even terugkeren naar de vermiste moeder van Paul. Zodra hij ontdekt dat ze vermist is, wordt die kennis stevig in de frontale kwab van zijn hersenen verankerd. Vrijwel elk moment gaat hij heen en weer tussen Werkend en Denkend Brein die zich nu uitsluitend op deze situatie richten: het ene moment probeert hij erachter te komen waar hij haar kan vinden – werkend brein – en het volgende moment voelt hij zich schuldig dat hij haar al een maand niet heeft bezocht – denkend brein. Vooral op de momenten dat hij wil ontspannen of slapen, maakt hij zich weer zorgen over haar verblijfplaats en geeft hij zichzelf, zijn moeder, personeel van het verzorgingstehuis of zijn broers en zussen de schuld van deze ongewenste situatie in een eindeloze stroom van onophoudelijk mentaal gebabbel. Als hij mentaal alert is, zal hij onvermijdelijk ook fysiek alert worden, wat betekent dat het eindeloos indrukken van zijn knoppen hem in een voortdurende stressreactie houdt. Dus zodra hij wil ‘uitschakelen’ om te gaan slapen, zet het mentale gebabbel hem onverbiddelijk terug in de ‘aan-stand’. Zodra hij weer ‘aan’ staat is hij wakker en bewust, waardoor hij amper of niet meer kan herstellen, wat we gaan zien in deel 2 van deze studie.

Want daar gaan we onderzoeken wat er allemaal in ons lichaam gebeurt nadat onze knoppen zijn ingedrukt. We gaan uitzoeken hoe onze stressreactie een zeer bekwaam afweermechanisme is, en hoe dat zich tegen ons kan keren als het overwerkt raakt.

Voor nu,
Vrolijke groetjes,
Erik Stout

[1] Het begrip ‘tot onszelf komen’ kan verklaard worden door aan-of afwezigheid van externe fysieke input (of: prikkels uit de wereld buiten onze huid). Met nauwelijks externe fysieke input krijgt ons onderbewustzijn een kans om zonder belemmering te communiceren, en laat dat nu precies dat de plek zijn waar ons diepste wezen woont.

[2] Weekend at Bernies is een komedie uit 1989 over twee simpele zielen die hun omgeving ervan proberen te overtuigen dat hun overleden baas nog in leven is, door hem overal mee naartoe te zeulen.

Foto galerij credits:
Bos: Nordseher
Amsterdam: Pexels