Verzoening van Tegenstellingen

Leestijd: 10 minuten

Illustratie: 51581

Het ontstaan van het universum kan worden beschouwd als het resultaat van de wisselwerking en verzoening van twee krachten die elkaars tegengestelde zijn en elkaar vervolledigen. Adequaat wordt dat uitgedrukt in het yin yang symbool, waarin het witte en zwarte visje elkaars tegengestelde zijn (illustratie 1, rechterzijde). Gezamenlijk vervolledigen ze elkaar tot een geheel in een volmaakte cirkel en dat is het symbool van de Tao: de onuitspreekbare energie waardoor alles bestaat en de tegenstellingen hun krachtenspel spelen.

Bovendien laat het symbool zien dat geen enkel element absolúút zwart of wit is. Het witte oog in het zwarte visje laat zien dat er wit schuilt in pikzwart en het zwarte oog in het witte visje laat zien dat er zwart schuilt in kraakhelder wit. Datzelfde principe zien we terug in de tegenstelling nacht en dag: Het donkerste moment van de nacht betekent dat het licht gaat terugkeren en als de zon overdag op het hoogste punt aan de hemel staat, betekent dat de terugkeer naar het donker. Op die manier draagt het licht donker in zich en het donker, licht.

In ons lichaam zorgt het yin-yang krachtenspel voor celdood en celgeneratie wat continu doorgaat tot aan het moment van overlijden. Celdood kunnen we als een negatief principe beschouwen en celgeneratie als een positief principe, waarmee duidelijk wordt dat balans tussen deze tegengestelde principes nodig is voor onze gezondheid.

Echter hebben wij de neiging tot voorliefde voor het positieve en afkeer van het negatieve. Projecteren we die neiging op onze biologie, dan willen we het liefst zo veel mogelijk celgeneratie en zo weinig mogelijk (het liefst geen) celdood. Maar krijgen we daarin onze zin, dan lopen we tegen de grenzen van onze huid aan; die kan maar tot een bepaald punt worden opgerekt waarna het uit elkaar scheurt. Met andere woorden, in een wereld waarin slechts plaats is voor het positieve en het negatieve uit alle macht wordt onderdrukt, kan uiteindelijk alleen maar totale vernietiging plaats vinden en is balans in geen velden of wegen te bekennen.

Waar is die voorliefde voor het positieve en afkeer van het negatieve door ontstaan? Vanwaar onze voorkeur voor creatie, liefde of plezier en onze afkeer tegen vernietiging, haat of lijden? Een begin van een antwoord gaan we schetsen middels het beeld van een driehoek (illustratie 1, linkerzijde).

Illustratie 1 (Erik Stout - uit: The Supreme Doctrine - Psychological Studies in Zen Thought by Hubert Benoit)

De linker benedenhoek van de driehoek geeft het inferieure positieve principe aan. Aan de andere zijde van de horizontale as vinden we in de rechter benedenhoek het inferieure negatieve principe. Deze twee zijn elkaars tegengestelden en al duwend en trekkend – dan wat meer naar de ene kant en dan wat meer naar de andere kant – ontstaat er balans. Die balans kan daarentegen alleen maar behouden blijven als er een derde, superieur principe is wat de twee tegengestelden met elkaar verzoent. Dat wordt in de bovenste hoek van de driehoek weergegeven als het superieure verzoenende principe, net zoals de Tao het superieure verzoenende principe is van yin en yang. Het verzoenende principe geeft meteen de grens weer waarbinnen de tegenstellingen heen en weer kunnen bewegen voordat een alles vernietigende onbalans ontstaat.

Nemen we nu de evolutie van onze mentale vermogens onder de loep, dan is daar eerst het dierlijke instinct. Dat maakt, voor zover wij weten, geen onderscheid tussen concepten als goed en fout of positief en negatief. Dieren doen wat ze doen zonder over consequenties na te denken of zich druk te maken over het broeikaseffect. Naarmate levensvormen complexer worden ontstaat het mentale vermogen tot denken. Dat kenmerkt zich onder andere door onderscheid kunnen maken, benoemen en beschrijven in abstractheden, en het reflecteren van eigen gedachten en gedrag en beoordeling daarvan op wenselijk- of onwenselijkheid. Aldus ontstaan met de evolutie van ons denkvermogen alle paren van tegenstellingen waardoor wij alles op een gegeven moment als positieve of negatieve fenomenen waarnemen. De positieve noemen we opbouwend of constructief en de negatieve vernietigend of destructief. De intrinsieke wil tot leven zorgt vervolgens in ons abstracte en dualistische denken voor een natuurlijke voorkeur voor constructief en afkeer van destructief.

Vanaf dat moment zien we de wereld als goed of slecht, positief of negatief, maar het superieure principe wat ze met elkaar verzoent blijft nog ver buiten beeld; om dat te realiseren is er een volgende stap in onze mentale evolutie nodig, net zoals het denken een volgende stap is na het dierlijke instinct. Wordt die stap echter niet gezet, dan blijven we slechts het vijandige karakter van de positieve en negatieve principes zien en niet hun wederzijds afhankelijke aspect. Daardoor wordt noodzakelijkerwijs het absurde verlangen in stand gehouden dat het positief constructieve uiteindelijk definitief het negatief destructieve moet overwinnen.

Kijken we echter vervolgens naar onze menselijke gedragingen, dan zien we dat die voortkomen uit zowel constructieve als destructieve neigingen en impulsen; kleine kinderen immers zien we met net zoveel ijver een zandkasteel opbouwen als het aan het einde van de dag weer in elkaar schoppen. Bovendien geven celdood en celgeneratie aan dat het hele bestaan slechts mogelijk is door een continue beweging van ontstaan en vergaan. Naarmate wij echter opgroeien en conceptueel leren denken, worden onze constructieve neigingen en impulsen als kwaliteiten gezien en onze destructieve neigingen en impulsen als karakterfouten. Vervolgens gaan we uit alle macht proberen om onszelf te ‘verbeteren’ middels cultivatie van onze zogenaamde kwaliteiten en tegelijkertijd onderdrukken we al onze zogenaamde karakterfouten, met als resultaat dat onze destructieve neigingen ondergronds gaan en vanuit ons onderbewustzijn nog immer hun macht op ons gedrag uitoefenen, zij het nu op met name ongewenste momenten.

Als het superieure verzoenende principe niet wordt gerealiseerd, dan valt die weg uit de driehoek. De horizontale as van beide inferieure principes gaat dan een kwartslag draaien en wordt verticaal. De inferieure positieve hoek wijst naar boven en wordt de hemel met God, en de inferieure negatieve hoek wijst naar beneden en wordt de hel met Satan. We gaan kwaliteiten en karakterfouten, goed en slecht, voor absoluut en waar aanzien, waarbij God als de perfecte menselijke positiviteit wordt beschouwd en Satan als de perfecte menselijke negativiteit. God staat voor alles wat rechtvaardig, goed, mooi, bevestigend en constructief is; Satan voor alles wat onrechtvaardig, slecht, lelijk, ontkennend en destructief is. Zolang we niet zien dat positief en negatief, goed en kwaad of man en vrouw expliciet weliswaar elkaars tegengestelden zijn, maar impliciet een geheel vormen waarin beide elkaar nodig hebben om te kunnen bestaan, blijven we steken in wij-zij-denken met de onvermijdelijke continue angst dat zij het slechtste met wij voor hebben.

Illustratie achtergrond: ZERIG; Illustratie God: Sabine_999; Illustratie Satan: Iffany.
Bewerking: Erik Stout                  

De daaruit ontstane continue strijd met een “ander” uit zich onder andere in een permanent verhoogde staat van alertheid omdat er onafgebroken op onze knoppen wordt gedrukt. De tsunami aan fysiologische stressreacties die dat oplevert wordt op een gegeven moment als ‘nieuwe normaal’ beschouwd, waarbij alle lichamelijke signalen en symptomen van deze roofbouw worden gebagatelliseerd als vage klachten die vanzelf wel weer over gaan. Wordt de balans echter niet hersteld en blijven we vasthouden aan de eenzijdige (namelijk dualistische) kijk op de wereld als ultieme waarheid, verliezen we de balans volledig en gaan de vage klachten uiteindelijk over in levensbedreigende mentale en/of fysieke ziektebeelden.

Wat te doen om de balans te herstellen? Nu, we kunnen bijvoorbeeld onderzoeken of wij zèlf absolutistische denkbeelden hebben. Stel dat wij Ajax supporter zijn en we verachten Feyenoord zo erg dat in onze overtuiging een voetbalwereld zonder de Rotterdamse club het walhalla zou zijn. Als om wat voor reden dan ook Feyenoord zou ophouden te bestaan dan wacht Ajax hetzelfde lot, want Ajax is niet zelf Ajax; het is door Feyenoord dat het Ajax is. Feyenoord is evenzo niet zelf Feyenoord, het is door Ajax dat het Feyenoord is. De klassieker is de kers op de taart van de Eredivisie en de twee expliciete tegenstanders hebben elkaar impliciet binnen de lijnen van het voetbalveld nodig om te kunnen bestaan.

Wat gebeurt er met een über fanatieke supporter die zichzelf opeens realiseert dat de aartsrivaal juist nodig is om volledig te kunnen genieten van alles wat voetballen te bieden heeft? Die zal weliswaar nog steeds juichen bij winst van zijn team en balen bij verlies, maar zal er zeker geen probleem meer van maken. Hij kan volledig van elke wedstrijd genieten en zonder wrok of rancune elke uitslag accepteren. Hij hoeft geen supporters van de tegenstander meer aan te vallen, geen auto’s meer in de brand te steken, maar drinkt na de wedstrijd nog een biertje of twee en gaat daarna weer zijns weegs.

Ziehier wat er dreigt te gebeuren in ons bewustzijn zodra er realisatie is van het superieure verzoenende principe, namelijk: problemen worden niet meer als probleem gezien. Dat wil zeggen dat situaties nog immer als niet leuk, onrechtvaardig, onveilig, of onjuist beschouwd kunnen worden, maar dat de noodzaak om ze uit alle macht en op stel en sprong naar onze maatstaven te veranderen wegvalt. We worden derhalve oprecht tolerant naar andere ziens- en denkwijzen en gaan daarvoor open staan, want met elke vezel van ons hele organisme begrijpen we vanuit ervaring dat yin niet kan zonder yang. En dat valt onherroepelijk samen met een gehele ontspanning in lichaam en geest.

De vraag die dan natuurlijk rijst is: hoe kunnen we de wederzijdse afhankelijkheid der tegenstellingen daadwerkelijk ervaren, zoals we nu reeds met elke vezel van ons organisme wéten dat water nat is en vuur heet? Om te beginnen hebben we reeds gezien dat realisatie van de tegenstellingen samenvalt met ons vermogen tot logisch nadenken. Wit is immers wit en zwart is zwart, dat is logisch, en evenzo is het logisch dat wie niet voor ons is, tegen ons is. Logica maakt onderscheid en verdeelt, en dat hebben we nodig voor de praktische zaken van het dagelijks leven. Echter maakt het eveneens duidelijk dat ervaring en realisatie van het verzoenende principe buiten het bereik van de logica, en dus van ons vermogen tot nadenken ligt.

Illustratie: thomass68

Wat óók buiten ons denkend vermogen ligt, met haar oneindige mogelijkheden tot fantaseren en inbeelden, is om iets te bedenken wat we nog nooit eerder hebben meegemaakt.[1] Als wij nog nooit in ons leven een appel hebben gegeten, dan kan geen enkele beschrijving ons laten ervaren hoe die smaakt, hoe hard we er ook over fantaseren. Willen we dus echt, volledig en zonder enige twijfel wéten hoe een appel smaakt, dan zullen we onze tanden erin moeten zetten. Realisatie van het verzoenende principe werkt op dezelfde manier want als we dat werkelijk willen wéten hoe dat voelt, dan zullen we iets moeten ondergaan en ervaren. Maar wat?

Dat is natuurlijk de hamvraag. Als we kijken naar de evolutie van ons dierlijke instinct en denken, dan valt op dat die in eerste instantie volledig gericht zijn op de externe wereld, want daar vinden we onze eerste levensbehoeften zoals voedsel, water, kleding en behuizing. Zodra er echter aan die behoeften is voldaan, zoals de pyramide van Maslow weergeeft, gaan we ons denkend vermogen voor andere doeleinden inzetten zoals veiligheid, sociaal contact en zelfrealisatie. Die laatste echter valt buiten het competentiegebied van ons denkvermogen, net als realisatie van het superieure verzoenende principe. Om daar te geraken dienen we onze blik te verplaatsen van onze externe naar onze interne wereld – naar ons eigen lichaam en geest. We komen dan in de wereld terecht van het zelfonderzoek.

Zelfonderzoek is niets anders dan ons volledige denkvermogen inzetten om ons gehele organisme zo diep we kunnen te onderzoeken en penetreren. Helaas is dit voor velen nog een brug te ver vanuit een diepe angst over wat daar aangetroffen kan worden, zowel in het lichaam als in het onderbewustzijn. Zijn we echter onbevreesd, dan kunnen we gelijk een volleerd wetenschapper een open blik naar binnen richten om te gaan onderzoeken wat we daar allemaal tegenkomen. Daar hebben we ons nadenkend vermogen hard voor nodig – totdat we er uiteindelijk achter komen dat precies het logische verstand ons weerhoudt van realisatie van het superieure verzoenende principe. Maar dat kunnen we pas ervaren nadat we alle tot onze beschikking staande manieren van nadenken hebben uitgeprobeerd om tot die realisatie te komen.

Illustratie: EglantineShala

Datzelfde principe zien we in een ietwat andere vorm terug bijvoorbeeld bij atleten, dansers of musici. Wanneer wij een sport of dans willen leren, of een muziekinstrument leren bespelen, dan moeten we daar in het begin veel en hard bij nadenken. Naarmate onze beoefening echter vordert, wordt het steeds meer tweede natuur totdat het op een bepaald moment helemaal vanzelf lijkt te gaan. Oefenen is ervaren en op precies dezelfde manier hebben we ooit leren lopen, waardoor we wéten hoe dat moet zonder er nog over te hoeven nadenken. Slechts door te ervaren kunnen we dus werkelijk wéten en kennis die we niet zelf ervaren hebben, oftewel boekenkennis, is dus eigenlijk geen echte kennis maar meer een vage bekende.

Waar kunnen we de vaardigheid tot zelfonderzoek oefenen? Dat ligt aan onze aard. Voor de een werkt een bepaalde religie of spirituele groep en een ander voelt zich wellicht beter thuis binnen psychologie, psychotherapie of psychoanalyse. Uiteraard zijn er ontelbare boeken, goeroes, groepen en organisaties die zich ten doel hebben gesteld te ondersteunen bij ons zelfonderzoek. Waar het uiteindelijk volgens mij op neerkomt, is om een methode, leraar, of beide te vinden die voor òns werkt, en daar kunnen we slechts achter komen door te gaan uitproberen. Besluiten we echter dit pad te gaan bewandelen, dan kunnen we wellicht de volgende stap in onze mentale evolutie in real time meemaken en ervaren hoe het voelt om zonder verlangen en angst door het leven te gaan.

Vrolijke groetjes,
Erik Stout

[1] Er zijn ontelbare gevallen bekend van mensen die in dromen en visioenen mythologische en religieuze beelden zagen waaraan zij zelf nog niet eerder waren blootgesteld. Zij konden tappen uit het Universele Bewustzijn (van C.G Jung; of het Mind at Large van Aldous Huxley); de staat waarin “elk individu op elk moment in staat is om zich alles te herinneren wat ooit is ervaren en om alles waar te nemen wat overal in het universum gebeurt” (A. Huxley, The Doors of Perception). Vanwege de overweldigende aard daarvan zou een belangrijke functie van onze hersens en zenuwstelsel zijn, om als trechter slechts een hele kleine en bepaalde selectie van percepties en herinneringen door te laten die met name nut hebben voor onze fysieke overleving. Toch kunnen deze beelden en visioenen zowel spontaan als tijdens beoefening van bepaalde rituelen of inname van middelen plaats vinden. Dat is evenwel iets anders dan dat ze middels onze fantasie en vanuit onze vrije wil zijn bedacht. (zie ook: Joseph Campbell: Myths to Live By)

PS. Deze blogpost is voor een deel gebaseerd op hoofdstuk 2 (Good and Evil) uit het boek The Supreme Doctrine – Psychological Studies in Zen Thought van Hubert Benoit.