De Magiër, De Nar en De Boekhouder

Leestijd: 11 minuten

Beeld: SGENET

Lang, lang geleden, zwierf de grote magiër Aburobouros door de westelijke landen waar hij zowel koningen als gewone mensen vermaakte. Zijn smalle schouders werden gestreeld door lang zwart haar wat een mager, asgrauw gezicht verborg waaruit een grote, havikachtige neus stak als een uithangbord van een herberg. Een smalle, zwarte sik leek zijn kin in tweeën te splijten, maar zijn ogen daarentegen waren van het helderste blauw denkbaar. Een schalkse twinkeling danste voortdurend van het ene naar het andere en het waren precies die ogen waarmee hij zijn publiek betoverde – vooral die van de vrouwelijke klasse. Want naast de ogen bezat hij ook de gaven van dansen en dichten.

Terwijl een zachte bries de warme en vochtige lucht van de vroege zomer afkoelde, ging Aburobouros de stadspoorten binnen van een van de vrije handelssteden in Noord-Europa. Overal in de stoffige straten was er activiteit; lading werd op schepen gehesen, kooplieden deden handjeklap over een lading specerijen uit het oosten en gerommel in combinatie met gelach kwam uit een herberg. Na lang onderweg te zijn geweest en dringend behoefte te hebben aan verfrissingen en een bed voor de nacht, bewoog onze magiër zich in de richting van de herberg.

Vlak voordat hij naar de deurpost reikte, zwaaide de deur naar buiten open en leek een klant onvrijwillig het etablissement te verlaten, dat wil zeggen met het gezicht eerst. Direct daarna verscheen een imposante figuur met een immense borstkas en een snor waarmee men vloeren kan vegen in de deuropening, terwijl hij de arme kerel nabrulde:
“Dat was de laatste keer maat! Wees blij dat je dit nog kunt navertellen!” waarop hij zich omdraaide en terug de herberg in stampte.

“Gaat het?” vroeg Aburobouros terwijl hij voorover boog naar de op straat liggende figuur.
“Ja hoor, beft.”
“Wat is er gebeurd?”
“Dat feg ik je alf jij de drankjef regelt.”
“Ik heb zo’n idee dat het niet zo’n best plan is om terug naar binnen te gaan. Maar vertel eens wat er is gebeurd en dan kijk ik wat ik dan doen.”
“Hmmmm. Beloofd?”
“Erewoord!” zei de magiër terwijl hij tussen wijs- en ringvinger door op de grond spuwde.
“Okay dan. Ik waf gewoon een leuk potje poker aan het fpelen toen die bruut mij begon te befchuldigen van valf fpelen.”
“Ah. En? Was dat zo?”
“Noem jij me nu ook een falffpeler?”
“Geen idee. Was je aan het winnen of verliezen?”
“Ik waf natuurlijk aan het winnen. Waarom denk je dat fe boof waren?”
“Hmmm ja, daar zeg je wat. En mij bekruipt het gevoel dat je nog niet aan stoppen toe was, is het niet?”
“Prefief.”

Aburobouros keek een minuut in de richting van de herberg en draaide zijn blik vervolgens naar de hemel.

"Weet je wie ik ben?” vroeg hij de arme drommel die intussen weer overeind had weten te krabbelen.
“Fie ik eruit alfof ik het weet?”
“Je hebt natuurlijk gelijk. Ik ben de grote magiër Aburobouros, entertainer van koningen en nobelen in de vrije wereld. Waar ik ook ga heerst voorspoed en wie ik aanraak is gezegend met koninklijke goedkeuring. Ik beschik over de gaven van verbazing en gelach, betovering en vreugde, verleiding en vertier. Beste kerel, vertrouw mij jouw winst toe, dan ga ik naar binnen en verdrievoudig het voor je.”

De drommel knipperde een paar keer met zijn ogen, staarde toen naar de deur van de herberg en terug in de felblauwe ogen van Aburobouros, die, met een glimlach zoeter dan honing met basterdsuiker gretig wachtte op het resultaat van zijn voorstel.

“Okay, efen foor mij. Jij wilt mijn geld aannemen, naar binnen gaan en dat bedrag ferdriedubbelen, om dan weer naar buiten te komen en het mij te oferhandigen. If dat een adequate famenfatting?”
“Ik kon het niet beter gezegd hebben, waarde vriend.”
“Ha….haha….wahahahahahahahaha! Haaaaaaahahahahaha! De man viel bijna voorover, zo hard moest hij lachen, onderwijl hard op zijn dijen slaand en tussen de lachsalvo’s door probeerde adem te halen. Terwijl de tranen over zijn wangen rolden deelde Aburobouros niet mee in de vreugde-uitbarsting. Zijn gezicht kwam eerder overeen met dat van Tom de kat, die er zeker van was Jerry de muis nu echt gevangen te hebben, om diezelfde muis uiteindelijk toch weer veilig in zijn holletje te zien terugkeren.

Na een paar minuten stierf het gelach langzaam weg terwijl de man zich herpakte.
“Nou meneer, je hebt dan wel geen drank ferforgd, maar je komifche act waf fchitterend. Feel dank!”

Aburobouros keek de weglopende figuur beteuterd na.

“En? Blij?” zei een stem die kwam van bovenop een houten vat.
“Oh hou toch je waffel E en kom mee.” zei Aburobouros, terwijl hij in de richting van de herberg stapte en werd gevolgd door Equinox, zijn trouwe nar, die van het houten vat af sprong om de meester te volgen.

Nu zijn er narren en er is Equinox. De gemiddelde nar heeft meestal een fysieke misvorming, zoals een dwerg of een gebochelde, waar anderen om kunnen lachen. Equinox daarentegen was van een immense schoonheid. Ja, er was het narrenpak, maar het lichaam wat het vulde was nagenoeg als gebeeldhouwd. Of de nar een man of vrouw was, was echter een mysterie want in het hele lichaam waren kenmerken van beide geslachten duidelijk herkenbaar. De schouders leken op die van een mannelijke zwemmer, maar de taille en heupen hadden onmiskenbare vrouwelijke rondingen. De ademsappel stak uit als een man, maar de gezichtslijnen en jukbeenderen waren rond, zacht en vrouwelijk. Er was niets bekend over het haar, aangezien het volledig bedekt was door de narrenmuts, maar één kenmerk overtrof alle andere: Equinox had een uitdrukkingloos gezicht. Dat wil niet zeggen dat er geen gelaatstrekken waren, want er waren ogen, een neus en een mond, maar nooit waren emoties ervan af te lezen; onderscheid tussen vrolijk of verdrietig, sereen of angstig, kon niet worden gemaakt.

“Ah, een vreemdeling! Waarom laat je je buiksprekerspop niet achter aan de bar en speel een potje poker met ons heer!” blafte de bezemsnor naar Aburobouros.
“Wat een alleraardigst voorstel, sta me toe er op in te gaan,” terwijl hij de vrijgekomen plek aan de tafel innam, “want weken onderweg op stoffige wegen heeft een verdovend effect op de hersens en zintuigen en mijn gestel kan een beetje onschuldig vertier goed gebruiken. Echter ben ik wel ietwat roestig met de kaarten, wil iemand mij de regels kort samenvatten?”

Een zacht gegrinnik ging rond de tafel, bijna onhoorbaar, maar toch genoeg voor Equinox om het narrenhoofd met het lachende gezicht een beetje naar boven te draaien.

Normaliter heeft een narrenstok slechts één narrenhoofd, maar het exemplaar van Equinox heeft hoofden aan beide uiteinden van de stok: een narrenhoofd met een lachend gezicht aan het ene uiteinde en één met een huilend gezicht aan het andere. Deze hoofden spiegelen de gemoedstoestand van de meester aan wie de nar toe behoort. Het lachende gezicht kan veranderen in elke denkbare positieve gemoedstoestand, het huilende gezicht in elk denkbare negatieve gemoedstoestand. De narrenstok werkt als een klok; afhankelijk van de stemming van de meester wijst het lachende of het huilende gezicht omhoog. Wanneer er echter rust en stilte is, wordt de stok horizontaal gehouden en zijn beide gezichten uitdrukkingloos.

“We spelen Texas Hold’em hier. Royal flush overtreft straight flush, vier dezelfde overtreft full house, flush overtreft straight, drie dezelfde overtreft twee paar, paar overtreft hoge kaart. Nog vragen?”
“Alles komt verbazingwekkend snel terug al zeg ik het zelf. En wat is de gokstructuur?”

Een donkere stem gromde vanuit de schaduwkant van de tafel:

“Geen limiet.”

Equinox draaide het narrenhoofd met het lachende gezicht nog meer richting hemel terwijl Aburobouros zijn meest betoverende glimlach opzette en kakelde:

“Waar wachten we nog op? Laten we spelen heren.”

Het duurde niet lang voordat Aburobouros zijn stapel chips snel zag groeien, wat niet bepaald bijdroeg aan een warme en gezellige sfeer aan de tafel. De magiër, niet ongevoelig voor omgevingsenergie, verklaarde derhalve:

“Heren, ook al lijkt Vrouwe Fortuna tot nu toe aan mijn zijde te staan, ik kan niet van haar verwachten daar voor eeuwig te blijven. Daarom, als u allen zo goed wilt zijn om mij te excuseren en toe te staan u allen te bedanken voor deze aangename bijeenkomst, trek ik mij terug in mijn vertrek en wens u een plezierige voortzetting van de avond.”

“Ik dacht het niet.”

De kamertemperatuur daalde een paar graden terwijl een grote gedaante opstond vanuit de schaduwkant van de tafel.

“Je gaat nergens heen voordat je ons geld teruggeeft.”
“Ach wat is dat nu jammer,” juichte Aburobouros terwijl hij de revolver in de hand van de gedaante zag, “Ik zal je eerlijk compenseren in de stijl die een magiër betaamt.”

Een bliksemflits lichtte op van de tafel.

“Nu, aangezien mijn winst eerlijk is verkregen en ik geenszins van plan ben die terug te geven, zit er niets anders op dan dat je mij neerschiet.”

De gedaante probeerde de trekker over te halen van de banaan die hij vasthield.

“Mooie poging. Mijn beurt.”

Twee schoten later stortte de gedaante neer. Bij het zien van zijn uitstekende schutterschap, vluchtten de andere spelers uit de herberg. Aburobouros keek hen na. Een minuut later draaide hij zich om.

“Barman, een van je beste flessen graag. Wat moet dat lachende gezicht?”
“Ben je niet blij dan?” vroeg Equinox.
“Ach, het is leuk om wat te kunnen oefenen en verdienen, maar een dame als gezelschap zou geen overbodige luxe zijn.”

Het narrenhoofd met het lachende gezicht draaide door naar waar het recht omhoog wees en veranderde in een zelfvoldane uitdrukking.

“Wat staar je mij nu aan en waar slaat die rare grijns op?”
“Waarom lijkt het erop dat je net zo geagiteerd raakt van geluk als van woede?” antwoordde Equinox.
“Je bent niet wijs! Als ik gelukkig ben, ben ik gelukkig. Als ik boos ben, ben ik boos. Ik ben graag gelukkig, ik ben niet graag boos. Als ik boos ben, ben ik geagiteerd. Als ik gelukkig ben, ben ik zeker niet geagiteerd.”
“Wat ben je nu dan? Want je klinkt niet erg gelukkig.”
“Hm, ik zou zeggen, ergens halverwege tussen gelukkig en levendig, met een vleugje melancholie.”

De narrenstok bewoog niet, noch veranderde de gezichtsuitdrukking.

“Uw woorden en uw lichaamstaal zeggen verschillende dingen meester. Uw lichaam geeft een hoge mate van agitatie aan. Waarom gaat u niet rusten voor de nacht?”
“E, ik laat mijn avond niet verpesten. Als jij je wilt terugtrekken, ga je gang, maar als je hier blijft, hou verder je kop.”
“Maar meester, het is steeds weer hetzelfde verhaal. U heeft toch zeker w…”
“E, kappen nu! Ik waarschuw je!”

De stok draaide zich snel om naar waar het hoofd met het huilende gezicht omhoog wees. De gezichtsuitdrukking veranderde snel in een woedende.

“Hallo.”

Een zijden stem sprak met een geparfumeerde uitstraling vanuit de deuropening van de herberg.

Aburobouros draaide zich om. Hij geloofde zijn ogen niet en moest meerdere keren knipperen voordat hij weer grip kreeg op zichzelf.

“En hallo terug mademoiselle. Zou het erg vrijpostig van mij zijn om het achtste wereldwonder een drankje aan te bieden aan mijn nederige tafel?”

Leunend met één arm tegen de deurpost accentueerde haar voluptueuze rondingen in een diepzwarte avondjurk. Lange rode krullen bedekten haar schouders terwijl een nauwelijks zichtbare dans de prachtig gevormde rode lippen sierde. Alles werd ondersteund door blinkende bloedrode hoge hakken.

“Je hebt mooie praatjes. Denk je dat je het aankunt?”
“Het zou zo veel meer dan slechts een eer zijn om het op z’n minst te proberen mademoiselle.

Met de gratie van een zwaan zweefde ze naar de tafel van de magiër en gleed in de aangeboden stoel terwijl ze de barman aankeek.

“Bourbon, geen ijs.”

Daarna draaide ze in Aburobouros’ richting.

“Zo, en van wie heb ik het genoegen om een drankje te ontvangen?”
“Ik reis onder vele namen, maar veruit de meesten kennen mij als Aburobouros de Magiër. Misschien heb je over mij gehoord?”
“Hmm, nee, ik denk niet dat ik ooit het genoegen heb gehad. Aburobouros zeg je? Ik zou me zo’n naam wel herinneren.”
“Ik betreur het te horen dat mijn roem mademoiselles zintuigen nog niet heeft bereikt. Mag ik een poging doen om u in zwijm te laten vallen met een aantal van mijn onschuldige disciplines?”
“Op dezelfde manier waarop je die heren aan de pokertafel in zwijm liet vallen?”

De gezichtsuitdrukking van het naar boven gerichte hoofd op de narrenstok veranderde in behoedzaamheid.

“Wat bedoel je?” vroeg hij quasi nonchalant.
“Eén vrouw werd vandaag weduwe. Vier mannen moeten aan hun gezinnen uitleggen dat ze geen eten kunnen kopen deze week.”

De tovenaar schoof een klein beetje terug en zat ongemakkelijk op zijn stoel.

“Wie ben jij? Wat wil je van me?”
“Grappig, nog geen minuut geleden waren jouw gedachten over mij van een geheel andere aard dan nu. Hoe komt dat?”

Aburobouros keek ongemakkelijk naar Equinox. Hij zag het naar boven gerichte hoofd op de narrenstok angstig naar hem staren. Hij wist niet wat hij moest doen. Seconden gingen over in minuten. Zijn gedachten vlogen rond als een orkaan, zijn hart wilde door zijn borstbeen heen bonken en uiteindelijk kon hij de stilte niet meer kon verdragen.

“Wat wil je?” siste hij.
“Dat is de verkeerde vraag.” glimlachte zij.
“Wat is dan de juiste vraag?”
“Vraag jij het maar.”
“Verdomme ik wil het helemaal niet vragen!”
“Wat wil je dan? Behalve mij natuurlijk.” grinnikte ze.

Aburobouros had zich nog nooit zo ongemakkelijk gevoeld. Er waren geweldige successen en een paar dramatische mislukkingen geweest, maar over het algemeen dacht hij vrijwel altijd het geluk aan zijn zijde te hebben. Niemand echter confronteerde hem ooit met zijn schurkachtigheid zoals deze dame nu deed. Wat een zeer aangename avond leek te worden veranderde als de bliksem in een bijna eindeloze afgrond van geesten die hem opjaagden voor zijn ‘successen’ uit het verleden. Zijn gezicht werd wit als sneeuw. Zweetparels glinsterden op zijn voorhoofd.

“Wat is er? Heb je je tong verloren?”
“Wat….wil….je….van….me?” meer gesis.
“Ik ben hier niet om dingen te willen. Ik houd slechts de balans bij. Wat weet je van equilibrium?”
“Laat….me….met….ruuuust!” gegrom.
“Oh hou toch op zielenpiet, ik eet je heus niet op. Wat weet je van equilibrium?”

De magiër probeerde zo goed en zo kwaad als het ging enigszins grip op zichzelf te krijgen en trok bijna de leuningen van zijn stoel.

“Je bedoelt,” hij hijgde zwaar als een marathonloper, “als in balans? Evenwicht?”
“Ja, precies. Successen en mislukkingen balanceren elkaar uit. Het is onmogelijk om succes te hebben zonder mislukkingen. Jouw successen, zoals je ze noemt, overtreffen jouw mislukkingen ruimschoots. Dat betekent dat er een verstoring van equilibrium is ontstaan, oftewel een onbalans. Wat ik je kan vertellen is dat equilibrium altijd wordt hersteld. Maar hoe dat gebeurt is een andere zaak.”
“Wat bedoel je...hoe?”
“Door jouw toedoen is vandaag één dame weduwe geworden en vier gezinnen zullen een week niet eten. Hoe denk je dat deze mensen over jou denken?”
“Ja, en?”
“Door deze reactie weet je al hoe de balans hersteld zal worden, maar durf je er niet over na te denken. Wat vrij logisch is, vermoed ik.”

Ze zuchtte de zucht van de betreurde terwijl ze de magiër weemoedig aankeek.

“Wat ongelofelijk zonde, echt,” terwijl ze zachtjes zijn kin streelde. “Zoveel charme. Nou ja, het zij zo.”

In een oogwenk had ze de herberg verlaten. Een gat in de lucht waar ze zojuist had gezeten was alles wat overbleef van de mysterieuze dame.

Aburobouros’ blik bevroor toen hij het naar boven wijzende hoofd op de narrenstok zag en in de ogen keek van een waanzinnige.


Vrolijke groetjes,
Erik Stout