Ieders Weg is de Juiste

Leestijd: 11 minuten

Beeld: Erik Stout

‘Je eigen pad volgen, gewoon omdat je daar vrolijk van wordt,’ wordt elders op deze website gesteld. Maar wat is ons eigen pad en hoe weten we dat we dat aan het bewandelen zijn? Hoe ziet vrolijkheid eruit vanaf ons eigen pad en wat betekent dat voor onze basis-staat-van-zijn? En hoe ziet vrolijkheid eruit als we niet ons eigen pad aan het bewandelen zijn?

Laten we beginnen met bepalen wat niet ons eigen pad is. Een paar jaar na de eeuwwisseling was ik met een vriend in gesprek en kwam het onderwerp op vakbonden terecht. Twee karaktereigenschappen waren toen nog duidelijk in mijn gedrag waar te nemen: een overdreven stelligheid en heftigheid in het uiten van de stellingen. Vanuit mijn jeugd was de mening ‘vakbonden zijn ouderwetse instellingen die het midden- en kleinbedrijf de das omdoen’ eigen gemaakt en meteen poneerde ik deze met veel aplomb in het gesprek, met daarbij de onbewuste verwachting dat er waardering, of zelfs bewondering, voor mijn ‘briljante’ stelling zou zijn.

Nodeloos te zeggen dat die bewondering uitbleef, maar mijn vriend bleef kalm en respecteerde mijn mening volkomen. Daarna gaf hij middels een aantal voorbeelden aan waarom in zijn optiek de vakbond, zeker waar gaat het om de rechten van werknemers in grote werkomgevingen zoals onderwijs, IT, transport, landbouw en zorg, wel degelijk een rol van betekenis voor veel mensen kan spelen.

Onmiddellijk bij het horen van zijn argumenten was er niet alleen waardering daarvoor, maar was daar de realisatie dat ik het niet anders dan met hem eens kon zijn. Dat zorgde voor verwarring in mijn psyche, want als ik het met hem eens was, hoe kwam ik dan aan de tegenovergestelde mening? Het antwoord was dat die mening vanuit mijn omgeving was gekopieerd en ik die net zo lang had herhaald totdat het een schijnbaar intrinsiek onderdeel van mijn organisme was geworden. Dat betekent meteen dat deze mening niet was ontstaan vanuit eigen onderzoek of ervaring. Blijkbaar had ik er tijdens het opgroeien baat bij om de desbetreffende mening te papegaaien, zonder te weten wat het überhaupt betekende omdat het in een wereld plaats vond waar ik als belhamel nog helemaal niets van wist of begreep.

Met die realisaties kwam een onvermijdelijke vraag op: als deze mening niet door eigen onderzoek of ervaring is verkregen, hoeveel ‘papegaai-meningen, overtuigingen en vooroordelen’ zijn er dan nog meer in mijn systeem aanwezig? De krachttermen die vielen toen ik dat ging onderzoeken zullen we achterwege laten; het is afdoende om aan te geven dat het er, op zijn zachtst gezegd, niet weinig waren. Met die realisatie kwam de volgende vraag op: wiens leven was ik eigenlijk aan het leiden?

Wat we hier zien is het bekende verschijnsel dat onze omgeving voor een groot deel bepaalt wie wij zijn, of behoren te zijn, door ons te prijzen voor gedrag wat men graag van ons ziet en te bekritiseren voor gedrag wat men liever niet van ons ziet. De vader van Gautama Siddhartha, beter bekend als de Boeddha, deed alles wat in zijn macht lag om de prins binnen de muren van het paleis te houden. Staat onze kribbe in een streng orthodox Christelijke omgeving, dan zal een afwijkende seksuele geaardheid wellicht op veel weerstand stuiten. De omgeving waarin wij opgroeien zal haar normen en waarden niet alleen aan ons meegeven, maar in veruit de meeste gevallen, bewust of onbewust, verwachten dat wij deze normen en waarden tot de onze maken – vaak zonder handvatten mee te geven over hoe wij onze eigen talenten of roeping kunnen vinden of aanboren.

Daar komt bij dat wij van alle diersoorten veruit het langst hulpbehoevend zijn tijdens het opgroeien. Wij kunnen tijdens de eerste levensjaren alleen maar informatie ontvangen, we zijn een soort informatie-spons zonder mogelijkheid om zin van onzin te onderscheiden, vragen te stellen, te reageren of weerwoord te bieden. Hoe meer onzin er vanuit onze omgeving voorbij komt, hoe groter de kans dat wij die onzin voor waarheid gaan aanleren. Hoe fanatieker onze omgeving bepaalde informatie voor absolute waarheid aanziet, hoe lastiger het later in het leven voor ons wordt om open te staan voor andere of tegenstrijdige informatie.

Hoe groter het deel van ons referentiekader[1] wat bestaat uit gekopieerde meningen etc. van buitenaf, hoe groter de kans dat onze basis-staat-van-zijn bestaat uit angst. Wij hebben onszelf dan aangeleerd ons gedrag aan te passen aan wat wij denken dat onze omgeving van ons verwacht, maar dat kunnen wij nooit met 100% zekerheid weten. De ene keer worden we bejubeld, maar een volgende keer komen we in een dikke ruzie terecht omdat we de ander of de situatie ‘verkeerd’ hebben ingeschat. Elke keer dat dat gebeurt, wordt onze ‘ik-kan-het-ook-nooit-goed-doen-knop hard ingedrukt en groeit weer, waardoor die de volgende keer nog sneller kan worden ingedrukt.

Als onze basis-staat-van-zijn angst is, kan die niet vrolijk zijn en waar angst regeert is weinig tot geen ruimte voor gelach. Als er al gelachen wordt dan betreft het een nerveuze schraaplach die altijd het resultaat is van onze bewuste inspanningen om iets te verbergen. Een spontane schaterlach, die de ware ontspanning van vrolijkheid portretteert, is vaak ver te zoeken omdat er geen sprake is van ontspanning. Ons hele systeem is continu aan het zoeken naar goedkeuring of afkeuring van buitenaf, waarbij de overtuiging is ontstaan dat ons bestaan volledig afhangt van de goedkeuring van onze omgeving. Daar wordt Sinterklaas niet vrolijk van.

Hoe komen we dan op ons eigen pad terecht? Welnu, om te beginnen komen er vanuit ons eigen organisme continu signalen opborrelen. Op mijn vijfde kreeg ik een speelgoed drumstelletje wat ik met een paar maanden kapot had getrommeld. Rond mijn achtste maakte ik van pannen en pannendeksels een ‘drumstel’ wat met veel plezier en enthousiasme met potloden werd bespeeld – waarna ik mijn ouders om een echt drumstel vroeg en op drumles ging. Op deze pagina is een kleine greep uit het resultaat daarvan te beluisteren, maar waar het hier om gaat is dat de aandrang om te willen leren drummen ergens van binnenuit kwam. Het was in elk geval zeker geen rationele beslissing na een afweging tussen voor- en nadelen te hebben gemaakt.

Dit is het betreffende speelgoed drumstel, wat dienst deed tijdens onze versie van Kiss tijdens een playbackshow op de kleuterschool (eind 1979 / begin 1980). In plaats van drummer werd ik tot frontman gebombardeerd, wat grappig was omdat geen van de bandleden van Kiss blond haar had.

Met andere woorden, vanuit ons onderbewustzijn komen signalen die ons richting geven over het pad wat bij ons als uniek organisme past. Probeer maar eens te bedenken of er een bepaalde activiteit is die je superleuk vindt (of vond) om te doen, zonder daarbij financieel of persoonlijk gewin na te streven. Hoe kwam je er achter dat je precies die activiteit leuk vond om te gaan doen en leren? Zeker in onze jonge jeugd, voordat het leven ‘nuttig’ moet zijn, komen onze talenten en passies naar boven, want we doen alles wat we doen zonder erbij na te denken. Hopelijk hebben we ouders die onze neigingen kunnen vertalen naar activiteiten die bij die neigingen passen, maar meestal ‘kiezen’ we uiteindelijk voor een opleiding of beroep vanwege een vermeende baangarantie of status. Met zo’n keuze is de kans groot dat we zo ergens rond ons 40ste in een midlife crisis terecht komen. Als de kinderen bijna de deur uit zijn, de liefdesrelatie al jaren niet meer aan de beloften vanuit de beginperiode voldoet en de baan net zo betekenisvol en vervullend is als een boom in real time te zien groeien, waar halen we dan nog voldoening uit? Waar worden we nog vrolijk van? En hoe komen we daar achter? We onderzoeken een paar mogelijkheden:

1. We laten alles tijdelijk achter en gunnen onszelf een periode speeltijd.
2. We gaan onze grootste wens volledig uitleven.
3. We gaan onderzoeken welke elementen uit ons leven voldoening schenken, of eventueel nog kunnen schenken.

Mogelijkheid 1: We gunnen onszelf een periode speeltijd.

Zoals eerder gesteld bepaald onze omgeving voor een groot deel wie wij zijn, of zouden moeten zijn.[2] Dat is meestal niet uit slechte wil of machtswellust, maar omdat wij ons referentiekader graag gespiegeld zien in anderen; dat geeft zelfbevestiging en daardoor voelen we ons gezien en erkend. Dat betekent echter ook dat onze omgeving ons continu vertelt wat we moeten denken, voelen, doen, kopen etc., wat de kans op communicatie met ons onderbewustzijn nihil maakt. Willen we de wijsheid van ons onderbewustzijn aanboren, dan is veruit de snelste mogelijkheid om onze vertrouwde omgeving tijdelijk volledig los te laten.

Vanuit ervaring zou ik opteren voor een periode van minimaal drie maanden waarvan minimaal een maand geen enkel contact met het thuisfront. Op die manier wordt zeg maar onze ‘navelstreng’ met onze thuisomgeving doorgeknipt waardoor ruimte ontstaat om eens naar onszelf (ons onderbewustzijn) te gaan luisteren, door de volgende vraag te stellen: Ik ga naar een omgeving waar niemand mij kent en waar ik niemand ken. Niemand verwacht iets van mij en ik verwacht niets van iemand. Als er dus geen verwachtingen zijn, wat ga ik dan doen? Vervolgens gaan we heerlijk onderuit, met een cocktailtje, om te gaan ervaren waar we zin in krijgen – om dat dan vervolgens te gaan doen. Dat we iets gaan doen is zeker, want uiteindelijk komen er altijd neigingen op die aanzetten tot actie. Vervolgens kunnen we die actie gaan onderzoeken om te kijken of we het echt zo leuk vinden als we denken. Vandaar: speeltijd. Er hangt niets vanaf, want vinden we het toch niet zo leuk, dan laten we dat los en gaan we weer onderuit tot er een nieuwe neiging opkomt wat ons leuk lijkt en tot actie aanzet – en dan gaan we dat weer doen, net zo lang tot we iets tegenkomen waar we volledig begeistert door raken. Dan hebben we bijna zeker een roeping te pakken.[3]

Mogelijkheid 2: We gaan onze grootste wens volledig uitleven.

Onder het mom van het gras is bij de buren altijd groener, hebben velen onder ons een bepaald beeld waardoor het leven helemaal fantastisch zou zijn als aan dat beeld zou worden voldaan: ‘Als ik miljonair ben, dan ben ik gelukkig.’ ‘Als een partner heb, dan ben ik gelukkig.’ ‘Als ik een baan met status heb, dan ben ik gelukkig.’

Nu weten we allemaal dat lang niet alle miljonairs gelukkig zijn, lang niet alle partners en ook lang niet allen met een baan met status. Toch blijven velen van ons blind geloven in het beeld dat zaken als geld, status, macht en seks, de ultieme voldoening beloven – voor altijd. Als dat geloof diep verankerd zit, dan is de snelste manier om er achter te komen of onze gewenste toestand inderdaad de voldoening oplevert die het beloofd, zo snel mogelijk in die toestand terecht te komen. Met andere woorden, als wij geloven dat veel geld ons de ultieme voldoening gaat schenken, doen we er wijs aan zo snel mogelijk miljonair te worden. Geeft het inderdaad de voldoening die we ervan hadden verwacht, dan is geld verdienen onze roeping. Geeft het niet die voldoening, dan kunnen we deze wens met een gerust hart loslaten en verder gaan onderzoeken.[4]

Beeld: 30726203

Mogelijkheid 3: We gaan onderzoeken welke elementen uit ons leven voldoening schenken, of eventueel nog kunnen schenken.

Afhankelijk van onze situatie bestaat ons leven uit een aantal elementen, zoals: relatie/huwelijk; werk/baan; kinderen/ouders; hobby’s/passies; huisdieren; planten en/of tuin; vakantiereizen etc. Als we alle elementen uit ons leven in kaart brengen, welke geven ons dan momenteel voldoening? Kunnen we aangeven waarom ze ons voldoening geven, of eventueel nog kunnen gaan geven? En als ze ons voldoening geven, is het genoeg ter compensatie van de elementen die weinig tot geen voldoening opleveren?

Wanneer deze vragen onderzocht gaan worden is de kans niet gering dat we elementen tegenkomen die niet alleen weinig voldoening opleveren, maar een bron van ergernis zijn (geworden). De vraag die we onszelf dan mogen stellen is: waarom blijf ik nog in deze situatie hangen? Wat levert het mij (en eventueel ook de ander of anderen) nog op? Worden we hier met z’n allen vrolijker van of niet? Is het antwoord ‘nee’, doe jezelf en de ander(en) dan alsjeblieft een plezier en kap ermee. Trekken aan een dood paard gaat mettertijd alleen maar meer stinken.

Goed, dan hebben we een roeping gevonden, en dan? In de blogpost Loslaten en Spontaan Leven wordt reeds duidelijk gemaakt dat mensen die hun roeping leven een ding sowieso niet hebben: angst. Een roeping is diep verbonden met onze individuele aard en talenten. We zijn met andere woorden dus iets aan het doen waar we aanleg voor hebben en dat maakt het per definitie leuk en betekenisvol. Wat overigens niet wil zeggen dat we nooit meer bange momenten zullen ervaren. Maar zodra wij onze roeping leven bestaat onze basis-staat-van-zijn nooit meer uit angst, want we hoeven niet meer te bedenken wat we willen. Onze richting is duidelijk en dat maakt dat we geen angst meer hebben over welke kant we op moeten. Voor zover ik weet worden de meesten van ons best wel vrolijk van de afwezigheid van zo’n permanente angstige onderstroom.

De vrolijkheid waaraan hier wordt gerefereerd is gekoppeld aan onze basis-staat-van-zijn. In het Christendom wordt het woord ‘vreugde’ vaak gebruikt om de basis-staat-van-zijn van mensen aan te duiden die hun leven in dienst stellen van God. Als het werkelijk hun roeping is om dat te doen, dan is het logisch dat ze daar vrolijk van worden; zij weten immers dat ze het juiste pad voor hen aan het bewandelen zijn. Daarbij ervaren ze plezierige en pijnlijke momenten, net als iedereen, maar als de basis-staat-van-zijn er eentje is van vrolijkheid in plaats van angst, kunnen de pijnlijke momenten veel makkelijker geaccepteerd worden en kan er met volle teugen van de plezierige momenten worden genoten. Dat geldt voor iedereen die een roeping leeft.

Ten slotte nog dit: Of we nu onze roeping leven of niet, maakt uiteindelijk in de grote beweging van het universum weinig uit. Wij doen wat wij doen op dezelfde manier als bomen en planten groeien, regen valt en stoom stijgt, rivieren naar zee stromen en vogels eieren leggen. Het leven van ieder van ons is uniek waar het gaat om ons individuele pad en niet uniek waar het gaat om de totale energie waar wij allen onderdeel van uitmaken. Er is dus ook geen goed of fout als het gaat om het leven van een roeping, want of dat nu wel of niet gebeurt, ieder bewandelt zijn of haar pad toch wel op de manier waarop dat gebeurt. Vandaar dat ieders weg de juiste is.

Vrolijke groetjes,
Erik Stout

[1] Ons referentiekader bestaat uit dat hele grote geheel van al onze overtuigingen, veronderstellingen, vooroordelen, ideeën, aannames, voor- en afkeuren, geloven, neigingen, meningen, voorliefdes en verwachtingen. Het overgrote deel van deze karaktereigenschappen ontwikkelen zonder dat wij ons daar bewust van zijn.

[2] Op dezelfde manier zijn wij ook onderdeel van de omgeving van anderen. Als er bij ons weinig zelfkennis aanwezig is, proberen wij anderen eveneens te overtuigen van de uitmuntendheid van ons persoonlijke referentiekader. 

[3] Dat kan uiteraard van alles zijn; van kantklossen tot bij de vrijwillige brandweer; van ambulancemedewerker tot pottenbakker; van econoom tot historicus; van drukker tot trompettist. Maar het hoeft niet beperkt te blijven tot een activiteit, want hoeveel mensen combineren niet meerdere roepingen om daar dan hun eigen, nieuwe roeping van te maken? Laten we ons vooral niet beperken!

[4] Mijn beloofde Walhalla zou ontstaan zodra ik rijk en beroemd drummer zou zijn. Maar in plaats van mijn biezen te pakken om mij volledig op de muziek te storten, bleef ik als amateur in de marge aanrommelen. Daardoor kostte het ruim twintig jaar om er achter te komen dat mijn wens niet de voldoening ging opleveren die ik ervan had verwacht.