Een sprong in het diepe (2)

Leren Balanceren

Leestijd: 7 minuten. Video: 3 minuten.

Foto: Erik Stout

Hoe grappig is het als je een blog opzet over ‘vrolijk balanceren’ en er dan achter komt dat je met tai chi oefenen de helft van de tijd omvalt omdat de kunst van balanceren op één been en tegelijkertijd een trap uitdelen nog steeds niet onder de knie is?

Enfin, het trainingsritme begint er in elk geval aardig in te komen na zes weken. De armen en benen zijn in prima conditie en het voornaamste aandachtsgebied is de ‘core stability,’ oftewel de rompstabiliteit. Dat uit zich met name wanneer het gewicht van het ene been naar het andere verplaatst moet worden en er tegelijkertijd een trap uitgedeeld wordt terwijl de romp een kwartslag draait.

In plaats van mijn wervelkolom/romp recht te houden bij het kwartslag draaien neig ik toch naar opzij te hellen, waardoor de balans voordat de trap wordt uitgedeeld al zoek is. In plaats van dat mijn lichaamszwaartepunt rustig in het midden blijft beweegt het net zo onstuimig heen en weer als de Halve Maen uit de Efteling (door enkelen waaronder ondergetekende ook wel liefkozend ‘het kotsschip’ genoemd).

Op ‘de grote stap zijwaarts’,[1] waarbij ik in een bijna spreidstand van het ene op het andere been moet hoppen, ben ik de afgelopen weken ook hard aan het oefenen want het blijkt nogal een kunst om de wervelkolom/romp recht te houden als ik zijwaarts beweeg; bijna automatisch hel ik naar opzij. Dat wordt echter voorkomen als de buik- en rugspieren worden aangespannen. Top, dan gaan we dat dus doen!

Maar ja, zoals mijn neiging wel vaker is ga ik van amper/niet aanspannen naar volle bak. De aanwijzing ‘de beweging ontspannen uitvoeren’ vliegt daarmee uit het raam en ik beweeg met de sierlijkheid van een robot. Waarop de shifu (师父 – “sjifoe”, oftewel ‘meester’) meedeelt: “Erik, niet te hard aanspannen en niet te zacht. Een beetje daar tussenin.” Aha, de Tao!

Een van de vele vertalingen van het Chinese karakter 道 (tao) is ‘de weg’ of ‘de weg van het midden’. Het midden is waar de balans te vinden is.[2] Dat geldt zowel voor lichaam als geest want als mijn gedachten volledig worden opgeslorpt door allerlei gepieker over persoonlijke dan wel politieke, sociale, economische, religieuze of klimaatproblemen, dan wordt op één been balanceren best lastig.

Kunnen we dan stellen dat balans in het lichaam duidt op balans in de gedachtewereld en vice versa? Zowel vanuit mijn eigen ervaring als met cliënten in de fysio- en massagepraktijk kan die vraag bevestigend worden beantwoord. Zitten we lekker in ons vel, dan is het in de regel vrij makkelijk om op één been te staan; kunnen we makkelijk op één been staan hebben we meestal niet al te veel zorgen aan ons hoofd (uitzonderingen en fysieke beperkingen daargelaten). Het staat natuurlijk vrij dit eens voor jezelf te testen en ik hoor het graag als mijn theorie niet klopt.

Als ik tijdens de tai chi training bij een bepaalde beweging mijn evenwicht verlies, blijf ik net zo lang aanmodderen totdat daar een ‘aha-moment’ is. Het lijkt dan alsof er in mijn organisme iets klikt en dan voelt een beweging die eerst onuitvoerbaar leek nagenoeg net zo natuurlijk als lopen. Alleen zit daarbij wel een adder onder het gras.

Het aha-moment lijkt namelijk pas te komen nadat ik zó lang aan het modderen ben geweest dat de moedeloosheid heeft toegeslagen. Op alle mogelijke manieren probeer ik die balans te behouden en telkens lukt het net niet. Een paar keer lijkt het ‘m toch te worden…ja…bijna…nee toch weer net niet goed of mooi genoeg uitgevoerd. Nog een keer. Weer niet. En nogmaals. Moedeloos, padeloos en kindeloos wordt ik ervan.

Video & edit: Erik Stout
Music: ‘Life of a Wandering Wizard’ by Serge Quadrado Music

Die moedeloosheid uit zich in een soort van onverschilligheid die wordt gekenmerkt door gedachten als: “Laat maar, het lukt toch niet.” Voor de vorm proberen we het nog maar een keer terwijl we eigenlijk de moed al hebben opgegeven en juist op dàt moment lukt het! De perfecte balans is daar en de beweging wordt nagenoeg moeiteloos uitgevoerd. Hoe kan dat? Nou, we stoppen met erover na de denken.

Voor alles is een tijd en een plaats, ook voor denken en denkprocessen. Zolang we in het proces zitten om een bepaalde vaardigheid aan te leren, ontkomen we er niet aan om daar over na te denken. In het aanleren van tai chi is het belangrijk om vanuit het midden te werken, dat wil zeggen het midden van het lichaam: net iets achter en onder de navel in de meeste gevallen. Aangezien ik dat niet ben gewend moet ik mijn volle aandacht richten op het voelen en aanvoelen wanneer en hoe mijn lage rug, bekken en heupgewrichten bewegen. Pas als ik dat voel kan ik ze los van elkaar proberen te bewegen. Maar voordat het zover is ben ik continu mijn bewuste aandacht op dat gebied aan het vestigen en op verschillende manieren aan het proberen om er zo goed mogelijk cognitief bekend mee te raken; erover nadenken dus. Dat is in elk beginstadium onontbeerlijk. Echter komt er een punt dat het denken tegen gaat werken.


Wij kunnen niet leren zonder voorbeelden. Wij leren altijd door eerst iemand te imiteren. Een docent of iemand van een YouTube filmpje laat een bepaalde oefening of beweging zien en dat beeld nestelt zich in onze gedachtewereld. Prima om dat voorbeeld als beginpunt te nemen, maar er komt een moment dat we het beter kunnen vergeten omdat we nooit precies het gekozen voorbeeld kunnen nadoen. Dat blijkt echter lastig omdat wij lijken te zijn geprogrammeerd exact dat voorbeeld te willen kopiëren. Niet alleen dat, wij hebben onszelf er inmiddels van overtuigd dat wij dat ook kunnen: conservatoria, hogescholen, kunstacademies en universiteiten proberen al millennia de methoden van genieën te ontrafelen en in curricula aan te bieden in de hoop nieuwe genieën af te kunnen leveren.[3]

Waar we na verloop van tijd tegenaan lopen is dat we het houvast van ons voorbeeld moeten loslaten willen we vooruit komen. Dat betekent de aandacht gaan verleggen van het voorbeeld naar onszelf; en daar wringt vaak de schoen. De overtuiging zit vaak zo diep dat we niet op onszelf kùnnen – of mógen – vertrouwen, dat de navelstreng met het voorbeeld uiterst lastig door te knippen is. Desalniettemin zijn wij, net als het voorbeeld, een uniek organisme, met een unieke blauwdruk en unieke benaderingswijze. Simpel gezegd: zoals ik tai chi uitvoer, voert niemand het uit; hoe sierlijk of lomp het er ook uitziet.

Het voorbeeld van de shifu is voor mij een ideaal startpunt en houvast tijdens het oefenen van de bewegingen. Zodra die echter geïntegreerd beginnen te raken en ik toch blijf vasthouden aan het beeld van de shifu word ik steeds gefrustreerder omdat ik dat nooit exact kan imiteren. Die frustratie bouwt op totdat de moedeloosheid toeslaat omdat het ‘weer niet lukt’ – wat eigenlijk betekent dat het weer geen exacte kopie van de shifu is.

Dan komt er een moment wat ik het ‘kan-mij-niets-meer-schelen’ moment noem. De frustratie is op een hoogtepunt en de realisatie dat ‘het toch niet lukt’ is nu net wat er nodig is. Op dat moment heb ik namelijk afscheid genomen van mijn overtuiging dat de enige juiste uitvoering een exacte kopie van de shifu is. Precies dat is nodig om de ‘perfectie’ te bereiken, want die kan ik alleen maar op zijn Eriks voor elkaar krijgen.[4]

Dit principe geldt letterlijk voor alles wat wij doen. Niemand drinkt een kopje thee zoals ik, of zoals jij. Niemand denkt, loopt of zwemt zoals jij, of zoals ik. Juist in onze verscheidenheid schuilt onze eenheid. Een voorbeeld hebben we allemaal nodig om vaardigheden aan te leren. De kunst is om te leren herkennen wanneer het voorbeeld verandert van hulp naar obstakel, om het vervolgens te los te laten en onze eigen manier te gaan ontdekken. Of dat nu gaat om alledaagse zaken of onze grootste passie.[5]

Vrolijke groetjes,
Erik Stout

 

[1] In ‘The Science of Discworld’ beschrijven Terry Pratchett, Ian Stewart and Jack Cohen op magistrale wijze de ontstaansgeschiedenis van ons universum, gezien door de ogen van de tovenaars van de Ongeziene Universiteit op Pratchett’s Schijfwereld: een platte wereld die rust op vier olifanten die op hun beurt staan op de grote A’tuin, de kosmische schildpad die door de ruimte zweeft. Een van de eerste werkelijke beschavingen wordt gevormd door krabben. Het moment dat zij door overbevolking en technologische ontwikkeling gedwongen worden om ook het land te gaan koloniseren, wordt ‘de grote sprong zijwaarts’ genoemd.

[2] De Boeddha kwam na zo’n 30 jaar in ongekende luxe en zo’n 7 jaar in extreme armoede tot dezelfde conclusie; enkel hedonisme leidde slechts tot een kater en alleen maar geheelonthouding bracht ook geen rust. De balans vond hij uiteindelijk in het midden met de realisatie dat de een niet zonder de ander kan bestaan, wat voor mening wij er dan ook op nahouden.

[3] De filosofische en (on)praktische implicaties van een geslaagd genetisch manipulatieproject waarbij alleen nog maar genieën worden afgeleverd laten we hier achterwege.

[4] Dit principe wordt mooi beschreven in het boekje ‘Zen and the Art of Archery’ door Eugen Herrigel. Deze docent filosofie krijgt in Japan zes jaar les in boogschieten van een Zen meester. Pas wanneer het nadenken stopt en er geen onderscheid meer gemaakt kan worden tussen de beslissing om de pijl los te laten en de pijl los te laten, wordt het perfecte schot gelost.

[5] In deze blogpost geef ik een manier weer om er achter te komen hoe talenten en passies ontdekt kunnen worden.