De Zeven Koninkrijken

Leestijd: 9 minuten

1.

Eens, maar nog niet zo heel lang geleden, staarde Andy met een half oog naar zijn monitorwand in een van de ver weggestopte IT-kantoren van ABN Zwambro, een van de grootste en machtigste financiële instellingen die Nederland ooit had voortgebracht. Aangezien observatie een van de belangrijkste aspecten van zijn werk was, bestond het grootste deel van zijn tijd uit staren, staren en nog eens staren. Was het niet voor zijn buitengewone tekentalent geweest, had hem dat zeker tot evenbeeld gemaakt van een zenuwpatiënt in een zwaarbewaakte inrichting: heen-en-weer wiegend en kwijlend op een stoel terwijl hij in tongen sprak.

Een zacht gezoem kwam van de monitorwanden die het kantoor van ruim 300 vierkante meter vulden, waar, naast Andy, het enige andere levende wezen een grote mot was die hij en zijn collega’s Phil hadden genoemd. Phil was eigenlijk in een verkeerd lichaam geboren omdat alleen katten negen levens zouden hebben, maar hij had er inmiddels al ruim een dozijn verbruikt en was een welkome afleiding geworden van het eeuwige gestaar naar de monitorwanden. Jaarlijkse hacks in de digitale omgeving van de bank waren op de vingers van twee handen te tellen en het kantoor werd meestal slechts door één persoon bemand. Bezuinigingen, weet je.

Het leek enigszins op de Mona Lisa, maar de achtergrond was stedelijk en ze glimlachte niet. Eigenlijk leek haar gezicht meer op dat van een buldog, of Annemarie Jorritsma, daar was hij nog niet over uit. Niettemin was hij niet ontevreden, want het had de geest van zijn oma goed gevangen, die onlangs was overleden en voor wie hij grote genegenheid had gevoeld. In tegenstelling tot haar uiterlijk was ze een zachte ziel geweest, maar met een scherp oog en verstand.

“Jongen,” had ze hem gezegd kort voordat ze zou gaan hemelen, “velen hebben moeite om hun talent en daarmee zingeving te vinden. Zonder zingeving is het leven doelloos en het gebrek aan richting wat daarop volgt leidt tot verveling. Daardoor ontstaat een leegte die dan gevuld moet worden met elke denkbare soort vermaak, om iemand zo het idee te geven dat het leven toch nog een soort van zinvol is. Maar vermaak is slechts beperkt houdbaar en wanneer het is opgebruikt wordt het logische daaropvolgende verlangen pijn, omdat mensen liever iets dan helemaal niets voelen, en op die manier leidt verveling uiteindelijk slechts tot vernietiging en oorlog.”

Op Andy’s vraag waar hij zingeving kon vinden, had ze geantwoord:

“Jongen, houd je ogen en oren open.” Ondanks zijn aandringen was dat het laatste wat ze erover had gezegd. Twee weken later was ze dood.

Terwijl hij naar de tekening staarde, trok een zwak knipperend lichtje helemaal rechts van zijn perifere blikveld de aandacht. Het was een geel alarmlicht wat aangeeft dat er sprake zou kunnen zijn van een probleem. Geïrriteerd omdat hij uit zijn mijmeringen was gestoord, duwde hij zijn bureaustoel op wielen naar het knipperende lichtje om te zien wat er aan de hand was, toen Phil plotseling vlak voor zijn ogen voorbij vloog. Een krachtterm ontsnapte aan zijn inhibitie en bijna viel hij met stoel en al omver.

“Phil, eikel!” schreeuwde hij vervolgens tegen de mot, terwijl hij zijn evenwicht herstelde en probeerde zijn baan richting het gele knipperende lichtje te vervolgen. “Oh, kak!” Hij zag de koffievlek op zijn nagenoeg witte T-shirt en bedacht dat het wellicht niet de meest briljante zet was geweest om met een volle mok koffie op een bureaustoel met wielen door een ruimte te sjezen waar een mot ter grootte van een vleermuis rondvloog.

Binnen twee minuten bleek het vermeende probleem helemaal geen probleem en met een zucht klikte Andy het knipperende licht uit, terwijl hij naar Phil staarde die naast een paar flyers op een aangrenzend bureau was gaan zitten.

“Wat?” hoorde Andy zichzelf hardop zeggen. “Waarom?” Verbaasd over het produceren van zijn eigen geluid begon hij zich nu serieus af te vragen of hij gek werd, want hij had zijn woorden uitgesproken in de overtuiging dat Phil hem zojuist had verteld om naar de stapel flyers te kijken. Dat gevoel werd versterkt toen hij Phil hoorde zeggen:

“Omdat je hier vind wat je nodig hebt.”

Andy bewoog voorzichtig richting de mot, die zich slechts een kwartslag draaide zodat zijn neus in de richting van een stapel vakantieflyers wees.

De bovenste werd gesierd door een foto van een wit bountystrand, waarop met neon letters stond gedrukt: ‘De Middellandse Zee zoals je die nog nooit hebt beleefd!’ en onderaan in een kleiner font: ‘Norwegian Cruise Line, vakantie in stijl’. Andy keek naar Phil. Het bleef stil.

De volgende had de Eiffeltoren op de cover en adverteerde met een drieweekse all-inclusive rondreis door Europa. Phil gaf wederom geen teken van leven of enthousiasme en Andy vroeg zich af wat hij in ’s hemelsnaam aan het doen was.

De derde flyer had een vierkante vorm en de cover was verdeeld over vier kleine vlakken. Bovenaan links was een kroon afgebeeld en bovenaan rechts een toverstaf. Onderaan links stond een antieke weegschaal en onderaan rechts een zeis. De tekst in het midden las: ‘Vind jouw zingeving in De Zeven Koninkrijken. Je leven zal nooit meer hetzelfde zijn…’

Phil sprong opeens op en neer en begon rondjes om Andy’s hoofd te vliegen, waarna hij terugkeerde naar het bureau om weer op en neer te springen.

“Nou ja zeg!” zei Andy hardop. Op de achterkant stond slechts één zin: ‘De enige vakantie waar je zingeving in de schoot geworpen krijgt,’ gevolgd door een email adres.

“Dus, wat denk je?” Uitzinnig op en neer gespring. “En als ik het niet doe?” Phil stopt met springen draait zijn rug naar Andy.

2.

Twee weken later stapte Andy op het vliegtuig van Amsterdam naar Qatar, om van daaruit door te vliegen naar Kathmandu in Nepal. Na twee dagen in een hotel om te acclimatiseren nam hij een binnenlandse vlucht naar Lukla en daar ontmoette hij Talu, de Sherpa die hij had ingehuurd als gids en hulp voor de reis die daarvandaan verder ging per benenwagen.

Grappig, en enigszins vreemd, was dat ondanks het soepel verlopen contact met het reisbureau via email – van het regelen van vluchten en accommodaties tot voedselwensen en wat dies meer zij – hij noch het reisbureau noch enige informatie over de Zeven Koninkrijken had kunnen vinden, zowel on- als offline. Het enige wat hij had gevonden was informatie over Lawudo Gompa, een Boeddhistisch retraitecentrum diep in de bergen van Nepal, wat zijn eerste bestemming zou zijn op drie dagen lopen van Lukla.

De wandeling was adembenemend. Diepe, weelderig groene valleien werden afgewisseld met steile, scherpe bergtoppen die als gigantische witte scheermessen uit het aardoppervlak leken te komen. Bij Namche Bazaar werden enkele laatste voorraden gekocht voordat het laatste deel naar Lawudo Gompa werd gestart.

De locatie van het retraitecentrum was ronduit spectaculair. Dat was deels te danken aan het fenomenale landschap, maar niet in het minst aan de duidelijk voelbare aanwezigheid van de Lawudo Lama Kunzang Yeshe, de oprichter van het retraitecentrum en een toegewijde boeddhistische monnik en leraar. Het was alsof de dharma, de boeddhistische leer, zowel de grove als de subtiele werelden doordrong. Tijdens zijn hele verblijf had Andy kippenvel en stonden de haren op zijn armen net zo overeind als de stekels van een egel.

De volgende dag pakten hij en Talu hun koffers en gingen op weg. De avond ervoor hadden enkele andere gasten met grote belangstelling geluisterd naar Andy’s voorgenomen reis, want nog nooit hadden zij van de Zeven Koninkrijken gehoord. Helaas voor hen kon Andy niet veel informatie geven, behalve wat de flyer had beloofd: dat zingeving in de schoot geworpen zou worden. Iedereen vroeg zich af wat dat betekende en Andy besloot om maar niet te vertellen dat hij deze reis had aangevangen op aanbeveling van Phil.

Andy was licht duizelig wakker geworden wat een overblijfsel was van zijn bierconsumptie de vorige avond, maar gelukkig ontbrak de gebruikelijke hoofdpijn en hij nam zichzelf voor om de rest van zijn vakantie alcoholvrij door te brengen. Na de bepakking te hebben gecheckt en afscheid te hebben genomen, gingen hij en Talu op weg.

Zonder veel problemen bereikten ze de eerste plek om een kamp te maken: een grasveld beschut door een grote overhangende rots waaronder ze hun eenpersoonstentjes konden opzetten. Een klein kristalhelder meer bedekte het oostelijke uitzicht terwijl de zon in de tegenovergestelde richting onderging, waardoor de horizon bloedrood opvlamde en de illusie gaf alsof het meer in brand stond. Het eten was eenvoudig maar heerlijk en met een tevreden geest en verlangend hart kroop Andy in zijn oranje slaapzak.

Gek genoeg was de zon al op toen hij zijn ogen opende, aangezien Talu erop had aangedrongen om voor zonsopkomst weer op weg te zijn. Toch dacht hij er niet al te veel over na en nam de tijd om zich aan te kleden voordat hij zijn tent open ritste. Alles was precies zoals ze het de avond ervoor hadden achtergelaten en aangezien Talu’s tent nog dicht zat, was Andy ervan overtuigd dat hij uitgeput was door het dragen van al hun spullen. Hij maakte daarom geen haast om koffie en ontbijt te maken en riep Talu toen alles klaar stond. Andy moest glimlachen toen er geen antwoord kwam en hij liep naar de tent van de Sherpa om erop te tikken en nogmaals zijn naam te roepen. Bij het uitblijven van een antwoord echter verdween Andy’s lach en maakte plaats voor een mond als een potloodstreep met een ietwat voorzichtige blik in zijn ogen, niet in het minst omdat hij niemand kon horen ademen. Hoewel hij zich er oncomfortabel bij voelde, besloot hij uiteindelijk toch om de tent zelf open te ritsen. Talu was nergens te bekennen.

3.

Telkens als Andy in paniek raakte, begon bij ritmisch met de toppen van zijn duimen op de toppen van zijn vingers te tikken; van wijsvinger naar middelvinger, ringvinger, pink en weer terug, en hoe sneller hij dat deed, hoe hoger het paniekniveau. De stoom die van zijn vingertoppen kwam verraadde een paniekniveau hoger dan Everest, want na twee uur zoeken en schreeuwen was Talu in geen velden of wegen te bekennen. Eerlijk gezegd was het enige teken van leven, naast de schaars aanwezige vegetatie, de geluiden van Andy’s eigen stem, ademhaling en steeds snellere voetstappen.

Hij had steeds grotere cirkels rond het kamp gemaakt, maar omdat hij onbekend en niet vertrouwd was met het bergachtige, Nepalese terrein, was hij naar het kamp teruggekeerd voordat hij het niet meer dacht terug te kunnen vinden. Uiteindelijk zat hij in het niets starend als bevroren voor zijn tent, terwijl zijn duimen onafgebroken hun paniekdans op zijn vingertoppen dansten.

Een uur ging voorbij. En nog een. De zon baande een weg naar de tegenovergestelde kant van het kristalmeer en de lucht werd weer rood, maar nog steeds geen teken van Talu – of enig ander leven dat wellicht een verlichting zou kunnen betekenen voor Andy’s hachelijke situatie. Somberheid ging over in depressie, die tegen het vallen van de avond was omgeslagen in blinde paniek. Hij was in zijn slaapzak gekropen zonder de hele dag te hebben gegeten en toen de wind begon aan te zwellen, huilde hij zichzelf stilletjes in slaap.

Een zwak geluid wat op beweging duidde had het effect van een emmer koud water en Andy zat binnen milliseconden rechtop in zijn tent.

“Talu, ben jij dat?” siste hij en wilde zo snel mogelijk zijn tent uit, maar werd daarin verhinderd door een klem zittende rits van zijn slaapzak.

“Kak, kak, kak…” mompelde hij terwijl hij wanhopig probeerde de rits los te maken, die uiteindelijk het verzet opgaf en Andy zijn vrijheid gunde. Hij trok snel een broek en jas aan en staarde in het donker van de nacht. Aan de oever van het kristalmeer zag hij echter zwakke lichtjes op en neer bewegen. Er leek een hele menigte van te zijn en aangezien hij niet wist of Talu daar ook was, liep hij behoedzaam in de richting van het meer.

Dichterbij werd duidelijk dat er hordes mensen liepen, maar heel kleine mensen, bijna de helft kleiner dan Andy. Ze hesen netten omhoog, liepen met visgerei rond en hadden blijkbaar gevist, want grote tonnen en emmers zaten vol met vis. Toch had één scène een ietwat zorgwekkende uitwerking op Andy, want uit één ton zag hij kleine mensen steken die een ijzingwekkende gelijkenis vertoonden met de vis: ze waren namelijk dood.

“Hé, wie ben jij?” sprak een gezaghebbende stem achter hem. “Wat moet dat?” Andy sprong op omdat hij de stem achter hem niet had horen aankomen. Het kenmerkende tikken met zijn duimen op zijn vingertoppen begon meteen toen hij zich omdraaide en naar minstens een dozijn kleine mensen staarde die speren op hem hadden gericht. Zijn wijd open mond produceerde geen geluid.

“Denk je dat hij met zijn handen communiceert?” vroeg een van de kleine mensen aan hun sergeant?

“Geen idee, maar we kunnen hem hier niet achterlaten. De koning mag beslissen wat er met hem moet gebeuren. Neem hem mee.”


In het volgende deel, hoofdstuk 4: Het Eerste Koninkrijk.

Vrolijke groetjes,
Erik Stout